zaterdag 24 september 2011

Amelandje

Amelandje, Amelandje heeft het allermooiste strand van ons hele Nederland. Amelandje, Amelandje heeft het allermooiste strand van ons hele Nederland.

Een Amelandlied van Kobus Former. Deel van het refrein.

Lees hier meer over Kobus Former en zijn Amelandliedje.

maandag 12 september 2011

Column - Vendange

SAINT MARCEL D’ARDÈCHE – Persbureau Ameland is op vakantie. De bestemming is Frankrijk en Ameland reist mee naar de Ardèche. “Au Revoir” van Martin Bril zit in de rolkoffer.

De gastvrouw is vriendelijk – tomaten uit eigen moestuin liggen in een mandje op tafel – de accommodatie is royaal, het weer fait très très beau,  het hondje is lief en de kippen kakelen huiselijk.

Naast het vakantiehuis ligt een perceel met wijnstokken, klaar voor de pluk. Het is september en de vendange is begonnen. Tijdens een van onze uitstappen in de regio hadden we de kleurige ruggen van de druivenplukkers al tussen de stokken op de zonzijde van de Rhône oever zien schuifelen. In de eerste week van september is het ook op het perceel naast ons huis raak. In alle vroegte komt een jonge boer – wit shirt, donker haar, bril - zijn druiven oogsten. Niet met zijn vrouw, een horde kinderen en neven en nichten, maar alleen; met een machine. Met het gemak van een Klaas-André op de grootste trekker van Ameland, manoeuvreert deze wijnboer met één hand losjes aan het stuur de New Holland SB56 over de regels. Tussen de bedrijven door kijkt hij wie er op het terras van het vakantiehuis zit met een boek op schoot en steekt zijn hand op: “Bonjour!” “Bonjour.” Het blauwe gevaarte is een combinatie van een trekker, druivenplukker, transportband en laadbakje. De oogstmachine mag 25 km per uur en dat is de snelheid waarmee de boer, met zichtbaar plezier in zijn werk, over het land rijdt. In een ommezien is de klus geklaard. Als een reuze stofzuiger Henry glijdt de blauwe machine over het groen waar de donkerpaarse trossen onder hangen. Hij stript de struikjes, die daarna schudden als een kip die net onder de haan vandaan komt. De trossen zijn weg. Zij vinden via een transportbandje hun weg in een bak. De stokken komen onbeschadigd en met nog al hun bladeren onder de machine vandaan. Het is een wonder van techniek.

’s Avonds, Bril op schoot, drinken vriendin C en ik op datzelfde terras een glaasje Côte du Rhône. Het heeft een goede afdronk.

Jeanet F. de Jong

zondag 11 september 2011

Column - Kippen

SAINT MARCEL D’ARDÈCHE – Tussen het huis van de eigenaren en ons vakantieverblijf staat een kippenschuur. Een dozijn kippen in allerlei kleuren en maten en twee hanen, een witte en een zwarte, bevolken de ren. Bij onze aankomst maakt madame ons met woord en gebaar duidelijk dat we etensresten naar de kippen kunnen brengen. Dat doen we. Na elke maaltijd lopen we het stukje naar de ren, schuiven voorzichtig de grendel van de deur en roepen kssst; er mag natuurlijk geen kip ontsnappen: één keer moeten we op kippenjacht. Sla en pasta vinden gretig aftrek, maar de verwende rakkers malen niet om stukken taai stokbrood.

Het doet me denken aan die keer – ik zal een jaar of zes zijn geweest – dat ik mijn niet leeggegeten bordje zuurkool naar de ‘hinnen’ mocht brengen. Aan onze etenstafel was het schering en inslag om elkaar in het ootje te nemen. “Kiek deer nou us!” riep dan een grapjasserige oudere broer of zus. Je keek … en weg was je worst. Die ene keer was ik voorbereid: ik verstopte mijn worst onder de aardappelen met zuurkool. Een grote eter was ik niet, toen ik klein was. “Ik hoef niet meer,” kwam dan ook al snel. Meestal was Pappe streng en moest ik nog een paar vorkjes prikken, maar deze keer vonden hij en Moeke kennelijk dat ik genoeg gegeten had. Ik mocht de rest aan de kippen voeren. Met mijn halfvolle bordje liep ik door het steegje, over het hazenloopje naar het roodstenen kippenhok, dat altijd vol spinnenwebben zat als je eitjes moest rapen. Die keer hoefde ik het hok niet in. Ik keerde het bordje boven het gaas van de ren om. Diepe spijt voelde ik, toen ik mijn eten in de snaveltjes zag verdwijnen. Onder dat bultje zuurkool had nog een stukje worst gelegen. De kippen vlogen er op af. “Lekker, lekker, zuurkool met worst!” meende ik ze horen kakelen. Dat stukje worst had ik best nog wel gelust.

Jeanet F. de Jong

zaterdag 10 september 2011

Column - Le Jardin

SAINT MARCEL D’ARDÈCHE – Op zoek naar Wifi – Persbureau Ameland is op vakantie in Frankrijk, maar wil toch af en toe de website bijwerken – stuiten we in het dorp Saint Marcel D’Ardèche (net zoveel inwoners als Ameland) op een hotel-restaurant met ‘Wifi gratuit.’ Gratis Wifi aan een tafeltje op het terras in de zon. Het kan niet beter.

Bij Le Jardin hoort een schattig baby’tje van amper drie maanden oud. Papa (later blijkt dat hij de opa van de kleine is) zit liefdevol met het kindje op schoot aan een tafeltje naast ons. Het is de personeelstafel die op een privéstrandje lijkt te staan. De poten staan in het zand, waar ook drie grote honden liggen. Aan tafel zitten zijn dochter - zij is de moeder van de baby - haar broer en een jongeman die onmiskenbaar de vader van het kind is. Uit de bek gesneden. Opa serveert (zijn kleinkind heeft hij bij zijn dochter op schoot gezet) in zwembroek. Het is warm.

Vanwege de Wifi nemen we de zwembroek voor lief, eten we er vier keer en drinken we er een aantal keren een glaasje. Niet alleen vanwege de Wifi: het eten is er goed en de mensen zijn vriendelijk.
Drie keer smul ik er van de ‘truite,’ waarbij ik mezelf voorhoud dat het forel uit de Ardèche betreft. Voor hetzelfde geld is het vis uit een kwekerij in de Dordogne, maar dat doet niks af aan de geweldige maaltijd. Vriendin C en dochter C houden het op lapjes varken, zeker als ze de eerste keer de gebakken vis op mijn bord zien liggen met een uit zijn kas geplopt wit oogje.

De laatste keer dat we er eten laat ik me door de ober, oom van het kleintje, overhalen de ‘plat du jour’ te nemen. Het is ‘ton’ en ik sla in mijn inwendige Franse woordenboek de verkeerde bladzij op. Ik denk tong te krijgen, maar het blijkt tonijn te zijn; een onbestemde grijzige plak, met smaak van vlees noch vis. Had deze tonijn maar laten zwemmen in de Middellandse Zee. Als ik weer in de Ardèche kom neem ik truite en niks anders dan truite. Met of zonder gepoft oogje. Gewoon lekker.

Jeanet F. de Jong
 

woensdag 7 september 2011

Column - Nootjes

SCHIN OP GEUL – We willen toch even weten wat een kamer doet, in De Herbergier van Schin op Geul. Hij is al geboekt, maar we vragen het om te bepalen of we de dikke of de dunne beurs moeten trekken. Dertig euro p.p. inclusief ontbijt. We kijken elkaar aan, vriendin C en ik. Daar heb je dus in Parijs, in de tent tegenover Gare du Nord, nog net een wit biertje en een schaaltje pinda’s voor. Het etablissement waar we wat op het terrasje dronken zonder op de prijs te letten – dat moet je in Parijs ook niet doen, want dan kom je nergens – wordt gefrequenteerd door een divers publiek. Eigen volk en toeristen, beide met dikke portemonnee. Achter ons hangt een briefje. Na drie uur in de middag mag je hier geen kleintje koffie meer bestellen. De waarde van de stoel is dan niet minder dan een ‘grand café.’ We besluiten het bij het ene biertje te laten.

De middag voor ons vertrek naar het zuiden bezoeken we in Hollum de verjaardag van J. Als de olijven, gevulde eieren en borrelnoten op tafel komen, doet M haar verhaal, waarna niemand meer een nootje durft te grabbelen. Wat zij las in een artikel doet haar tafelgenoten gruwen. Veertien soorten pis zitten er op de nootjes die je aan de bar gepresenteerd worden in kleine schaaltjes. Barzitters schijnen hun handen na een toiletbezoek niet goed, of helemaal niet, te wassen en besmetten daarna de nootjes op de bar. Hilarische suggesties hoe de pinda’s aan veertien soorten urine komen vliegen over tafel.

We kijken de pinda’s van Paris met een schuin oog aan. Ze blijken om en nabij hun gewicht in goud waard, als we de ‘addition’ bekijken. We laten het schaaltje onaangeroerd achter.

Jeanet F. de Jong