Op een zonnige dag spelen twee jongetjes van een jaar of 7 in het zand. Hun familie zit op het strand, op een stukje zonder strandwacht. De vriendjes dragen korte broeken, met daarboven een oranje shirt met een leeuw erop voor de een en voor de ander een grijs shirt met een grote zwarte één op zijn rug. Ze maken zandkastelen en ontdekken dan het water van het Amelander Gat.
De knaapjes gaan pootjebaden. Dat vinden ze zo leuk, dat ze de waarschuwing van mama helemaal vergeten en steeds een stukje verder de zee in lopen. Eerst staat het water tot halverwege de kuiten en dan rondom de bovenbeentjes. Ze houden hun shirts omhoog om die niet nat te laten worden, maar in het vuur van het spel vergeten ze dat ook weer. De leeuw en de één houden het niet droog. De jongetjes zijn nu zo ver van de kant af dat de golven op ze af rollen en het water hun voetbalshirts nat spat.
Prinses Diana zei ooit tegen haar zoontjes: "Wees lekker stout, maar zorg dat je niet betrapt wordt". Deze jongens kunnen niet anders dan betrapt worden, want hun kleren zijn drijfnat. Ze blijven met moeite staan in de aanrollende golven en moeten kracht zetten tegenover de waterkracht. Een plezier dat ze hebben! Tot de moeder ontwaart waar haar jongens staan. "Joey en Olaf, meteen naar de kant komen!" Het klinkt niet boos, eerder wat ongerust. De kereltjes komen langzaam, om zo lang mogelijk te genieten van het zoute water en hollen dan op hun blote voeten naar het plekje waar het gezin zich heeft genesteld. Alles is nat maar moeder kan er wel om lachen. "Dat was tof, mama", zegt de kleine leeuw, "maar ik heb er wel ruggenkramp van gekregen."
Jeanet de Jong