dinsdag 20 december 2016

Column - Dansend gebit

Naar het ziekenhuis. De rit ernaartoe ging met de reddingboot vanuit de Ballumerbocht naar Holwerd. Binnen het uur lag ik van de onderzoekstafel bij de huisarts op de spoedeisende hulp van het MCL. Met een alvleesklierontsteking. Drie weken lang was afdeling K kamer 12 mijn thuis.

Het bed naast me was niet voor lang leeg. Meneer J, een oudere man, werd mijn nieuwe buurman. Hij hield het niet meer uit op kamer 14. Daar lag een gozer waar hij absoluut niet mee overweg kon. Ze zaten elkaar wel eens middenin de nacht in de haren. J had suikerziekte maar kreeg niet helemaal mee wat dat betekende. Hij moest structuur aanbrengen in zijn leven, maar dat begrip was hem onbekend. J leek het zorgenkind van het gezin te zijn en de broer en zusters die hem bezochten hadden zich daar al bij neergelegd.
J had drie vragen in zijn arsenaal die hij om beurten aan zijn kamergenoten stelde. De kamerleden waren dus voorbereid op wat ging komen. “Kom je uit Leeuwarden?” was de eerste. Nummer twee: “Mag je al naar huis?”, gevolgd door nummer drie: “Is dat familie?” Verder piepte hij nogal, want hij wist niet hoe zijn telefoon werkte, mompelde hij in zijn slaap en piste hij met de deur van de wc open. Tot overmaat van ramp druppelde hij altijd op de bril. J beheerste het vak niet. Ik heb het ziekenhuis op kosten gejaagd door een lading wc-brildoekjes te gebruiken. Het was nodig.

Buiten dat had hij geen stof tot praten en omdat een mond toch moet gaan stortte hij zich op zijn gebitsprothese. Daar lag hij de hele dag mee te spelen, duwde de hele toestand naar buiten en haalde het weer in.
Ik was niet zo blij met J. Gelukkig hangen er gordijnen tussen de bedden. Die trok ik bij J een beetje dicht.

Jeanet de Jong

Geen opmerkingen:

Een reactie posten