zondag 18 december 2016

Column - Grenzen

Naar het ziekenhuis. De rit ernaartoe ging met de reddingboot vanuit de Ballumerbocht naar Holwerd. Binnen het uur lag ik van de onderzoekstafel bij de huisarts op de spoedeisende hulp van het MCL. Met een alvleesklierontsteking. Drie weken lang was afdeling K kamer 12 mijn thuis.

Een ziekenhuisverblijf betekent een niet aflatende grensverlegging. Voorafgaand is niet te bevroeden wat je mee gaat maken en hoe je telkens je grens opschuift. Slapen met drie vreemden op kamer, infuusgeprik, inbrengen van een sonde, rolstoel, plassen op een po, klisma, insuline spuiten: het moet en we doen het zonder morren en we laten ons vol vertrouwen bepotelen door verpleegkundigen en dokters.
Emily Dickinson zei het zo fantastisch in haar gedicht ‘We never know how high we are’ en daar moet ik regelmatig aan denken. Het is het enige gedicht dat ik uit mijn hoofd ken en in moeilijke tijden komt dat boven. De eerste strofe:
‘We weten niet hoe groot we zijn,
tot men ons vraagt te staan;
En als het zo is voorbestemd,
Raakt ons formaat de hemel aan.’


Ik ben weinig bang geweest, maar tijdens de MRI scan werd de grens van paniek getart. U weet wel, zo’n smalle koker waar je in moet om verschillende foto’s van je binnenste te laten maken. Of ik muziek op mijn koptelefoon wilde, vroeg de verpleegkundige. Alsjeblieft niet! Ik wilde alleen maar horen wat het ding deed en haar commando’s. ‘Inademen, adem vasthouden en weer doorademen.’ Een kwartier lang schuif je ingesnoerd door het apparaat, dat op gezette tijden een niet te vatten lawaai maakt. Het lijkt op timmeren, zagen en boren tegelijk en het wachten is tot het zaagblad je vlees raakt. Dat blijft uit. De paniek hou ik met grote moeite onder controle. Ik wil nooit meer in de MRI. Maar als het moet ga ik natuurlijk toch.

Jeanet de Jong

Geen opmerkingen:

Een reactie posten