zondag 18 december 2016

Column - Droeftoeter

Naar het ziekenhuis. De rit ernaartoe ging met de reddingboot vanuit de Ballumerbocht naar Holwerd. Binnen het uur lag ik van de onderzoekstafel bij de huisarts op de spoedeisende hulp van het MCL. Met een alvleesklierontsteking. Drie weken lang was afdeling K kamer 12 mijn thuis.

“Je hebt bruistabletten en droeftoeters,” vertelt mijn schoonzus enthousiast. Ze zit in het onderwijs en is naar een inspirerend onderwijscongres geweest. Van een bruistablet word je blij, die heeft energie. Een droeftoeter: “Daar stop je een idee in en dan komt er shit uit!”

Wie in het ziekenhuis terechtkomt heeft zijn kamergenoten niet voor het uitzoeken. Ik trof het met overbuurman R, buurvrouw B en buurvrouw W en met nog veel meer. Slechts een enkeling viel niet mee. Zoals buurman van Bed 3. Een naam weet ik niet, want hij ging voorbij aan de goede gewoonte van voorstellen. Hij, een volwassen man, slofte de kamer binnen en begroef zich in zijn oortelefoons. Telefoon op het nachtkastje. Hij werd herhaaldelijk gebeld en dan schalde zijn ringtone door de kamer.

Ik was die eerste week heel erg ziek en mijn zijn gleed tussen slapen, wakker worden, dommelen en weer slapen. Soms heel erg diep, zoals die middag dat Bed 3 weer werd gebeld en hij de telefoon nog steeds op atoomalarmvolume had staan. Ik ontwaakte met decompressieverschijnselen uit een trogdiepe slaap. “Zou je die telefoon zachter kunnen zetten? Je ligt er immers naast?” Het duurde even voor het uit mijn keel ontsnapte waar mijn hart 200 klopte. Niet veel later: “En, is het gelukt?” “Ja, hoor,” zei Bed 3 slap.

Ik weet het wel, hij was ook ziek, maar ziek zijn is geen vrijbrief voor hufterigheid. Het was gewoon een droeftoeter, die niemand van kamer 12 gedag zei toen hij naar huis mocht. 

Jeanet de Jong

Geen opmerkingen:

Een reactie posten