De Nederlandse wereld staat al maanden op z’n kop vanwege de Zwarte Pietendiscussie. Tot in de rechtszaal wordt de status van Pieterman bevochten. De burgemeester van Amsterdam is van mening dat de discussie thuishoort in de samenleving en niet in de rechtszaal. Wij moeten er allemaal mee aan de slag en wíj zouden moeten bepalen wat er met ons volksfeest gebeurt, niet de rechter. En dat zonder terreur van een klein groepje doordrammers en zonder de terreur van een schreeuwende meerderheid. En zeker zonder bedreigingen.
Sommigen onder ons denken dat ze op social media alles mogen zeggen. Dat het kan wil nog niet zeggen dat we het ook moeten doen. Het is toch van den zotte dat een man omwille van zijn mening met de meest ernstige ziektes wordt bedreigd en dat er zelfs een foto à la Islamitische Staat wordt gefröbeld om duidelijk te maken dat je het niet met hem eens bent? Dat je die man wilt kelen? Ik dacht dat we aardig eensgezind waren in onze afschuw voor IS en daarom is zo’n foto van Quinsy op de knieën in een oranje overal met een Zwarte Piet als terrorist ernaast het toppunt. Als dàt het beeld van de pro-Pietenclub moet zijn, dan haak ik af. Dan maar geen Piet.
Jaren geleden heb ik me jarenlang in de Sinterklaastijd zwart laten schminken om samen met andere Pieten de intocht in Nes luister bij te zetten, om in De Stelp grappen te maken met de bewoners, om op de scholen van Hollum de kinderen en de ouders op te zwepen tot luid gezang. Met roe, met goudkleurige oorringen, met grote rode lippen en roetzwart geverfd. Het was altijd een feest en die Zwarte Piet zit nog steeds in mij. En die Zwarte Piet wil niet verbannen worden naar antiquarische boekjes en verworden tot archiefmateriaal van een sociaal cultureel evenement dat eens leuk was. Die Zwarte Piet wil springen en dansen en grappen maken. Of het op z’n minst de opvolgers zien doen.
Roetveegpiet |
Jeanet de Jong