Deze week liep ik weer met een groepje het Verhalenpad van Hidde Kat. Het verveelt nooit om over de commandeur en de walvisvaart te vertellen en het is ook niet saai door herhaling. Elke keer sluipen er nieuwe details in de verhalen, omdat ik meer over het onderwerp lees, nieuwe dingen ontdek en uitstapjes maak naar kwesties die via via te linken zijn aan het verhaal van de 18e eeuwse walvisvaart van Amelanders en wat dat Ameland heeft gebracht.
Afgelopen donderdag stond ik met het groepje deelnemers bij het beeld van Hidde, toen K uit De Stelp kwam en in zijn auto wilde stappen. Hij sprak me aan over Hidde Kat en dat zijn broer op hem had geleken, refererend aan het ronde buikje van de commandeur. “Binne jimme familie fan Kat?”, vroeg ik. Maar nee, dat dacht K van niet. Of hij de, hoe heet dat ook alweer, kende? Een paar seconden lang, het leek een eeuwigheid, kwam het begrip ‘stamboom’ niet naar boven. Net op tijd plopte het op. Nee, K kende de stamboom van Kat niet.
“Word ik dement?” schiet het door me heen, nu ik zo’n woord als ‘stamboom’ even niet kan reproduceren? Het zou kunnen, natuurlijk. Een groot deel van ons zal daarmee te maken krijgen en gelukkig weten we meestal niet of en wanneer de dementie toe zal slaan. We schuiven de dementie nog wat voor ons uit. Lijdt een mens niet het meest aan het lijden dat hij vreest? Het komt toch zo het komt.
Mijn vader, Hannes de kolenboer, kreeg ermee te maken. Hij was na een leven van hard werken amper de AOW-grens gepasseerd of het dementiemonster diende zich aan. Voor mij was het voor het eerst duidelijk toen hij op een zondagmorgen voorovergebogen op de bank zat, kijkend naar de glimmende neuzen van zijn zwartlederen schoenen. Hij kreeg de strik niet meer voor elkaar en besefte zelf wat er aan de hand was. Het was hartverscheurend en bleek het begin van het einde.
Die schoenen poetsten wij kinderen. Elke zaterdag werden ze verzameld in het werkplak, op de betonnen vloer voor de Miele wasmachine en centrifuge. Het rode blik vol potjes schoensmeer en borsteltjes kwam uit de werkkast. De schoenen van pappe waren mijn favoriet, omdat dat het enige paar was van stevig leer dat zich glanzend liet poetsen. Eerst insmeren, laten intrekken, vervolgens met een borstel uitpoetsen en daarna opwrijven met een zachte doek. Dan kon pappe er wel weer mee naar de zondagse dienst in de doopsgezinde kerk.
Hoe één woordje een blik aan herinneringen opentrekt; het blijft wonderlijk. Ik heb hem gelukkig weer voor de bril: Stamboom.
Jeanet de Jong