Op ongeveer twintig meter van die hoop zag ik twee jonge mensen turen en heel voorzichtig bewegen. En toen zag ik ze ook, twee reeën die naar de top van een duin liepen. Ze namen hier en daar een hapje, snuffelden wat en stonden zo nu en dan stil met de oren recht omhoog, om even ergens naar te luisteren. Slechts het ruisen van de zee en het piepen van wat rietvogeltjes klonk. Wij, die twee badgasten en ik, waren zo stil als een muisje. De dieren namen de tijd, verdwenen achter het duin om er een paar tellen later weer bovenuit te komen. De ene was een donkere en de andere een wat lichtere. Een stelletje, schat ik, dat heerlijk door de lente dartelde en straks de zorg draagt voor een kleintje. Maar nu nog niet. Nu genoten ze samen van het zonnetje en de lekkere hapjes op het duin.
Jeanet de Jong