L'ISLE SUR LE DOUBS - Vakantie. Inpakken. Wat neem je mee en wat laat je thuis. Het is één van die altijd weerkerende kwesties, één van de kleinere problemen in het leven. Ik kijk naar mijn geliefde bootschoentjes, de stappertjes waar ik al zoveel jaren plezier van heb en die ik zo graag draag. "Je bent aan nieuwe toe", zei een van mijn vertelmaatjes. "Het zijn mijn beste," sprak ik en daar was geen woord aan gelogen. Het zijn mijn beste bootschoentjes, gekocht voor zoiets als 7,50 of 9,90, misschien wel bij de Markthal. Ik weet het niet meer precies, maar ze zijn dan ook al oud. Ik heb geen vervangers van dezelfde soort kunnen vinden. Voor moederdag kreeg ik TOMS. Dat lijken bootschoentjes, maar dan wat degelijker gemaakt en verbonden aan een goed doel. Altijd goed, maar meer voor het nette werk. Op die TOMS ben ik zuinig. Dat stadium ben ik met mijn bootschoentjes al voorbij.
Schoenzaken bieden vergelijkbare paren voor een veelvoud van de prijs en dat is nu precies niet mijn bedoeling. Het zijn ook nooit de juiste; ze hebben onnutte tierelantijnen en zijn lang niet zo mooi als mijn blauw met witte ooit waren.
Uiteindelijk zijn ze niet op de inventarislijst van de reiskoffer beland. Deze oude bootschoentjes, die toch al wat van de wereld hebben gezien, zijn niet meegegaan naar Duitsland, kwamen niet in Oostenrijk en staken niet de San Bernardinopas over met uitzicht op de Mont Blanc. Ze tripten niet door Noord-Italië, gingen niet langs de Gorges de Verdon en liepen niet door de Jura. In La Thuile, een toeristisch dorp in het gebied net onder Genève dat zich opmaakt voor het wintersportseizoen, kochten we nieuwe schoenen. Andere, heel andere. De bootschoentjes tref ik wel weer als deze reis voorbij is. Ik gooi ze nog niet weg. Ze kunnen volgende zomer nog best een seizoen mee.
Jeanet de Jong