(Op de wijs van het lied van de IJssel)
Waar eeuwenlang de straten naamloos waren
tot groot verdriet der burgerlijke stand
Wij nu al jaar op Lap- en Katstraat staren
Daar ligt ons onvolprezen Ameland
Waar burenplicht in ere wordt gehouden
Het Hollums licht doorboort de duist're nacht
Nog wordt gejut bij hitte en bij koude
ligt Ameland daar ben ik groot gebracht
De badgast komt er uit verre streken
De Duitser toeft er op de Engelsman
Waar Blieke en het Kooiplak van zich spreken
Daar ligt mijn land dat'k nooi vergeten kan
De reddingboot getrokken door de paarden
rijdt na alarm op strand de branding aan
De Blinkert is mijn schoonste plek op aarde
Daar ben ik thuis, daar heeft mijn wieg gestaan
Waar paard en koe zich jaarlijks laten keuren
Sint Nicolaas de vrouwen niet bekoort
Daar vind ik steeds wat er ook mag gebeuren
Mijn Ameland, mij ideale oord.