Herman is niet meer. Hij was ons toevertrouwd en we hebben hem, weliswaar beschroomd, uit zijn kom laten glijden en weggespoeld.
Ze zijn meestal goed bedoeld, komen van mensen die je goed gezind zijn, uit de kring vrienden en familie of kennissen waarmee je meer dan een enkele groet hebt gewisseld: kettingbrieven. Een bloedhekel heb ik aan die dingen, want ze beloven rijkdom, een gelukkiger leven voor jou, voor orka’s in het algemeen en dove dolfinarium killer whales in het bijzonder en anders wel voor Tutsi kindjes die een of twee ledematen moeten missen wegens tribaal geweld. Er zit altijd wel iets bij waardoor je bij je hart gegrepen wordt. Het meest irritante aan kettingbrieven is dat ze ellende beloven als je de ketting doorbreekt. Voor het onheil dat over je uitgestort zal worden als je de brief niet in dertigvoud doorstuurt naar slachtoffers in jouw circuit, valt te vrezen.
Heel soms tuin ik er toch in en verstuur een schrijven naar 80 adressen uit mijn maillijst, om binnen een dag van een oplettende ontvanger een bericht te krijgen met een link naar een artikel op internet waarin gewaarschuwd wordt voor de malafide kettingbrief. Geen vijf euro storten om er binnen drie weken honderdduizend euro voor terug te ontvangen. Hoe was het ook weer? Als iets te mooi is om waar te zijn, dan is het ook vaak niet waar.
Lieve nicht J stuurt geen kettingbrief maar laat kettingdeeg bezorgen. Het bakje, met wat een begin is van een cakebeslag, heeft de naam Herman gekregen. Door omstandigheden arriveert het in onze keuken op de derde dag van wat een verzorgingscyclus van tien dagen moet worden.
Het idee komt uit Zweden, zo wil het begeleidend schrijven ons doen geloven en Herman is een vriendschapscake. Vriendschap is nooit weg, bedenken we en we stoppen onze weerstand tegen ketting-gedoe diep naar de achtergrond. We zetten Herman in een beslagkom op het aanrecht. Prutje Herman moet dagelijks geroerd worden en op dag vier heeft Herman honger, lezen we op het papier. We voegen volgens beschrijving melk, meel en suiker toe, in de verkeerde volgorde, zodat er beslag met klonten ontstaat. Of je Herman wel of juist niet met een mixer te lijf mag, staat niet op het briefje. Voorzichtigheidshalve laten we de mixer in het keukenkastje. Elke ochtend zien we met angst en beven de vorderingen van het deeg aan. Bevreesd dat er een heleboel werk aan het vertroetelen van Herman zit, durven we bijna niet op het briefje te kijken. Dag 5 tot en met 8 zijn echter een makkie. Herman hoeft alleen maar te worden omgeroerd. In die dagen begint het beslag te gisten en in de keuken hangt een zurige lucht. De temperatuur stijgt, we hebben onze eerste echt zomerse dagen, en Herman staat nog steeds op het aanrecht; de gistlucht wordt sterker en als we de theedoek optillen zien we op dag 9 een schuimende en bruisende massa. Het is de dag dat Herman weer honger heeft. Hij moet weer meel, melk en suiker en hij moet gevijfendeeld worden. Vier delen geef je weg en één deel hou je zelf om er vervolgens olie, suiker, meel, eieren, noten, chocola, appels en kaneel aan toe te voegen.
Voordat het zover komt gooi ik de handdoek in de ring. De smurrie ziet er zo onsmakelijk uit, dat ik daar niet vier mensen uit mijn kringetje mee durf te verrassen. Herman verdwijnt in de gootsteen.
We blijven derhalve verstoten van vriendschapscake en al stond er geen straf genoemd in het begeleidende briefje voor onderbreking van de ketting, het zit me toch niet lekker.
Jeanet de Jong
Geen opmerkingen:
Een reactie posten