Zeven kinderen op de Tjetteweg, met zeven fietsen. Midden op straat geparkeerd. Tijdens mijn dagelijks rondje strand kom ik het zevental op de terugweg tegen. Ze maken groot kabaal en kunnen het niet eens worden. Ik hoor geen ruzie maar ook zeker geen overeenstemming. En dan, als ik passeer, spreekt een van de jongens me aan. “Mevrouw”, zegt de knaap, “mevrouw, wilt u voor ons wel groepen indelen?” Ze kunnen het onderling kennelijk niet eens worden wie in welke groep moet komen. Het zijn vier jongens en drie meisjes en ik deel ze in met enen en tweetjes. “Wat gaan jimme eigenlijk doën?” vraag ik uit nieuwsgierigheid en ook om te weten waar ik mijn medewerking aan heb verleend. “Politie en boefje spelen,” antwoordt een van hen en dan hoor ik druk overleg over wie de langste benen heeft en het hardst kan lopen. Politie en boefje, daar zijn ze de middag wel zoet mee.
Bij de woorden ‘politie en boef’ moet ik meteen aan Jacob denken. Het verhaal speelt in Hollum, stamt uit de tijd van pliesie Van Essen en Jacob vertelt het zelf maar al te graag. Dat hij langs Bakker de Boer in de richting van het Zwaneplein fietste, tegen het eenrichtingverkeer in. Het ronde rode bord met de witte balk stond ook toen al op de hoek bij de bakker en destijds waren fietsers niet uitgezonderd. Dat hij ter hoogte van Schilder Visser door pliesie Van Essen staande werd gehouden en ter plekke een bekeuring kreeg. Vijf gulden kostte die grap. Dat hij alleen een briefje van tien in de beurs had gehad en aan Van Essen vroeg of deze ook kon wisselen. Nee, dat kon pliesie Van Essen niet. Dat hij “Blief hier maar staan, dan kom ik soa weer,” tegen het blauw op straat zei en daarna nog een blokje om de bakkerij fietste, nogmaals het verbodsbord passeerde tot hij weer voor de politieman stond. Dat hij stopte, zijn beurs pakte en opgewekt “Alsjeblieft!” zei en Van Essen een tientje gaf.
Misschien komen de kinderen van de Tjetteweg ook wel met mooie verhalen thuis.
Jeanet de Jong
Geen opmerkingen:
Een reactie posten