De werkzaamheden aan de Westerlaan vorderen gestaag en waar ik kan draag ik mijn steentje bij. Als oppervrouw sjouw ik met stenen, verplaats ik planken, maak de weg vrij en veeg de vloer aan opdat de vakman zijn werk ongehinderd kan doen. Dat gaat perfect totdat ik stenen ga versjouwen die eigenlijk iets te zwaar voor me zijn. ‘Niet doen, laat liggen!,’ zegt het ene, verstandige, interne stemmetje. ‘Kom op, je binne niët fan suker!’ zegt de stoere en ietwat roekeloze. Van suiker ben ik zeker niet, maar ik moet erkennen dat ik dan wel oppervrouw kan zijn, maar toch echt niet de kracht heb van een doorgewinterde bouwvakker. Ik werd wijs door schade en schande.Die grindtegels pakte ik wél op. Ze waren zo zwaar dat de kruiwagen ervan omkiepte en toch wilde ik dat vloertje voor de regenton leggen. Twee van die grote tegels waren er maar nodig, hoe moeilijk kan het zijn? Het was ook niet zo ingewikkeld, totdat de ene tegel tegen de andere op de grond viel, ongeveer op de plek waar ik hem had bedoeld. Alleen … mijn pink zat ertussen en eigenlijk was daar geen ruimte voor mijn pink.
Op de bouw heb ik werkhandschoenen aan, zodat de schade niet meteen duidelijk was. Ik werkte nog een kwartiertje door, totdat het gevoel in mijn hand wat onaangenaam begon te worden en ik toch maar eens de handschoen uitdeed. Er kwam een slagveld tevoorschijn! De details zal ik u besparen, maar je hebt geen idee dat zo’n vierkante centimeter pinktopje zo lelijk uitelkaar kan spatten.
Nu ben ik in de gezegende omstandigheid dat mijn nieuwe buurvrouw en buurman alle twee in de medische sector zitten, zodat ik, lichtelijk aangeslagen, bij buurvrouw M aanklopte. 'Buuf, kin dut met een pleister of mot hier een dok naar kieke?” Buurvrouw aarzelde niet: 'Nou, dat wó'd wel even Ballum', en haalde als de wiedeweerga een schone katoenen luier om het slagveld mee te bedekken. Buurman A wikkelde er daarna vakkundig een noodverbandje om en ik belde broer H, die me naar de huisarts reed.
Er kwamen vier hechtingen in. Het was gezellig in de hechtruimte en we spraken onder meer over onze hobby’s. ‘Als het even kan wil ik wel trekzak kunnen blijven spelen. Daar heb ik de pink bij nodig’, piepte ik toch wat ongerust. Met extra aandacht voor het topje van mijn kleinste vinger van mijn rechterhand haalde dok de naald en het draad door mijn velletje. ‘Komt vast goed’, voorspelde hij. Het lijkt inderdaad goed te komen, het geneest fantastisch! De wond is geen belemmering voor het trekharmonicaspel, heb ik al gevoeld. Wel zal ik altijd een tegelpink houden.
Jeanet de Jong
Geen opmerkingen:
Een reactie posten