Naar het ziekenhuis. De rit ernaartoe ging met de reddingboot vanuit de Ballumerbocht naar Holwerd. Binnen het uur lag ik van de onderzoekstafel bij de huisarts op de spoedeisende hulp van het MCL. Met een alvleesklierontsteking. Drie weken lang was afdeling K kamer 12 mijn thuis.
In kamer 14, de kamer naast 12, lag S. Nou ja, liggen, ze trippelde meestentijds heen en weer. Een klein en pezig wijffie met een strot als een voetbalcoach aan de zijlijn. Het was een reminiscentie aan haar werkbare leven. S was zwemjuf geweest en had zowat heel Leeuwarden de schoolslag bijgebracht. In zo’n rumoerig bad moet je je stem wel gebruiken. S leefde nog half in die tijd, in ieder geval haar volume hing nog aan de zwembadrand.
Als ze op kamer was hoorde je haar boven alles uit. Niet alleen sprak ze hard, ook veel. Alle verhalen van al die jaren moesten eruit. Op de gang sprak ze tegen wie ze maar tegenkwam: patiënt, verpleegkundige, dokter of bezoek, S had altijd wel een woordje klaar.
Zieke mensen hebben vooral behoefte aan rust, dus S was vast heel lief, maar ook een stoorzender van jewelste. Ze kreeg dan ook een reprimande van de verplegers. Of het wat zachter kon. De gepensioneerde zweminstructrice vond met moeite haar volumeknop.
Een dag voor haar ontslag kwam buurvrouw S met haar blad met warm eten onze kamer binnen. “Mag ik hier wel even zitten?” vroeg ze, zonder ‘nee’ te verwachten. Overbuurman A, die net was binnengekomen en haar boeddhistische gebedsvolume nog niet had meegekregen, nodigde haar van harte uit. S zette zich aan onze tafel en hapte van haar aardappeltjes en sperziebonen. “Hiernaast kan ik niet eten, hoor. Ze hebben het alleen maar over stoma’s en ontlasting.” Natuurlijk mocht ze bij ons eten.
Jeanet de Jong
Geen opmerkingen:
Een reactie posten