dinsdag 20 februari 2024

Kakebiënen bij de Burgemeester Walda School

Kakebiën bij de BWS
Wanneer zijn de kakebiënen bij de Burgemeester Walda School opgericht? Dat is nog steeds de vraag. Toch heb ik al heel wat feiten en data kunnen achterhalen, met hulp van velen. Hieronder een korte reconstructie met alle vondsten. Heb je aanvullingen? Stuur ze. Het volledige bericht kan straks naar de gemeente, de BWS en Amelander Historie.

De walviskaken aan de Ballumerweg


Cor Gransbergen is de schenker van de walviskaken. Hij heeft ervoor gezorgd dat ze op Ameland komen. Het zijn de kaken van een blauwe vinvis van 27 meter lengte, met een gewicht van 150 ton. Cor is eind jaren ’50/ begin ’60 kok-hofmeester op de AM21, de jager die met moederschip Willem Barendsz in de Zuidelijke Poolzee op walvisjacht was.


De Noorse kapitein Hotten van de AM21 schiet de vinvis in seizoen 1958. In ‘Een walvis als boterham’ noemt Cor Gransbergen de exacte datum: 27 maart 1958. Dat correspondeert met de brief die burgemeester Huber op 3 december 1958 aan hem stuurt over het vervoer van de kaken van Amsterdam naar Ameland en de kosten daarvan. Later noemt Gransbergen dat het dier geschoten is in seizoen 1959/1960, maar dat klopt dan niet met de brief van de burgemeester.


De op 27 maart 1958 geschoten blauwe vinvis is aan boord schoongemaakt, maar de kaken blijven stinken. De kapitein wil ze wel kwijt en ze dreigen overboord te worden gekieperd. Cor biedt de bonkepalen aan de gemeente aan en burgemeester Huber laat weten ze wel voor Ameland te willen hebben (brief van Huber aan Cor Gransbergen van 3 december 1958). Dan gaan de walviskaken toch mee naar Amsterdam.

Beurtschippers de Bruintjes vervoeren de walviskaken van Amsterdam naar Ameland. Dat moet eind '58 of begin 1959 zijn geweest. De gemeente wil de kosten van vervoer niet betalen. Cor betaalt die uit eigen zak. Cor zijn moeder is daar boos over en zij wil de kaken terug. Daar gaat de gemeente niet mee akkoord. De bonken worden op de Rommelduun gelegd want ze stinken een uur in de wind. Vier jaar lang liggen ze daar uit te spoelen. De traan moet eruit.

Dan zijn we 1962.


Meer dan drie jaar na de brief die burgemeester Huber aan Cor Gransbergen schrijft, maakt Jan de Jong uit Nes zich er kwaad over dat de bonkepalen op de Rommelduun maar liggen te liggen, inmiddels tussen de brandnetels. Hij is zo kwaad dat hij zelf de kaken overeind wil zetten als de gemeente het niet snel doet. 

Dan volgt de vraag waar ze moeten staan. Buiten het dorp bij de school, is de oplossing, dan heeft het dorp geen last van de stank. De kakebiënen stinken nog steeds.


In januari 1962 liggen de bonkepalen op het duin bij de BWS. Dat weten we uit een brief die Cor in de Zuidelijke Poolzee van zijn moeder krijgt (14 januari 1962).

Ze is ontstemd over het feit dat Cor zelf het vervoer had moeten betalen van Amsterdam naar Ameland. De rekening is 88 gulden.

Epke van der Geest zou erop hebben aangedrongen dat Cor dat geld terugkrijgt, maar burgemeester Huber is daar niet mee bekend, volgens de brief van moeder. Zij zegt daarop dat ze de kakebiënen terug wil hebben. Dat gaat dus niet door. 


Het boekje 'Zo is Hollum' uit 1987
Ze staan een paar jaar bij BWS, op het duin. De kaken krijgen een onderhoudsbeurt (wanneer?) en worden daarna naar de Oudheidskamer in Hollum verplaatst (wanneer?). In de periode van Hans Lesterhuis, die van 1976-1985 burgemeester was, staan de kakebiënen voor het Sorgdragermuseum in Hollum. In ieder geval na 1982, want bij het 25-jarig bestaan van Stichting De Ouwe Pôlle in dat jaar staan ze er nog niet. Er wordt een actiecomité Ballumerweg opgericht die actie voert om ze
Walviskaken langs de Herenweg
terug aan de Ballumerweg te krijgen (wanneer?). 

In de periode van burgemeester Michiel Zonnevylle (1985-1993) verhuizen de kaken weer naar Nes. Het boekje 'Zo is Hollum' met de foto is uit 1987. Dan staan ze dus nog aan de Herenweg. Die kakebiënen worden teruggeplaatst bij de BWS (wanneer?). In 1989, als Pieter Jan Borsch in het museum komt te werken, zijn ze al weg. 

Na enige jaren vertonen ze ernstige sporen van verval. Ze verweren en leerlingen krassen hun namen in het bot. In 1997 worden ze behandeld.


De kakebiënen worden in 1997 op kosten van de gemeente gerestaureerd en behandeld door Theodoor Kooiker en Frans Kiewied. De walviskaken worden geschuurd en gaten worden gevuld met een speciaal vulmiddel. De kaken krijgen een gewapende epoxylaag: eerst glasvezel en daar een laag epoxy overheen. Ageeth Nagtegaal-Kooiker brengt daarna de kaken op kleur. Al met al een gigantisch karwei.

De behandeling vindt plaats in een gemeenteloods in de Ballumerbocht.


18 april 1997 schrijft secretaris Rudolf Teuben namens Dorpsbelang Nes een brief aan de gemeente dat Db Nes de kakebiënen graag teruggeplaatst ziet op Torenshoogte. Dat is ook de wens van Cor Gransbergen. Hij heeft een plan gemaakt voor een walvismonument op Torenshoogte, voorstellende een moederwalvis die haar jong beschermt tegen de walvisjager. De kaken kunnen daar dan bij geplaatst worden. Gransbergen heeft een monument voor de walvis voor ogen, niet voor de walvisvaarder.

De gemeenteraad gaat er niet in mee en besluit voor Ballumerweg bij de BWS.


Op 21 mei 1997 worden de kaken - onverwacht en onaangekondigd - weer bij het toegangspad van de BWS geplaatst, wel dichter bij de Ballumerweg dan waar ze de eerste keer stonden.

Op 29 augustus 1997 worden de walviskaken officieel weer in gebruik genomen. Gemeente laat daarover een persbericht uitgaan. Roel Cazemier is burgemeester, Cor en Hennie Gransbergen zijn aanwezig, net als Theodoor Kooiker, Frans Kiewied en Ageeth Nagtegaal-Kooiker.


Jeanet de Jong

In het filmpje hieronder, van 31 januari 2024, zijn de walviskaken bij de BWS te zien.

Geen opmerkingen: